1979. Lang voor het ontstaan van het internet ontwikkelden Tom Truscott, Steve Bellovin en Jim Ellis een manier om via Unix-computers van twee Amerikaanse universiteiten te communiceren. Een succesvol alternatief voor het Arpanet, dat werd beheerd door het Amerikaanse leger en onderzoeksfaciliteiten. Vanaf dat moment is er Usenet en is de weg vrij voor het uitwisselen van gegevens. De rest is geschiedenis.
In 1980 zijn er 15 computers aangesloten, die zo’n tien berichten per dag uitwisselden. Daarna groeit het aantal exponentieel: in 1985 zijn maar liefst 1300 computers op het netwerk aangesloten.
Ondanks dat Usenet er veel eerder was dan het internet, gaf men lange tijd de voorkeur aan het internet (World Wide Web). Internet had een gebruiksvriendelijke interface door de HTML en was gemakkelijk te bedienen. In tegenstelling tot Usenet, dat door de hiërarchische structuur te complex leek voor gebruikers. Usenet heeft zich parallel aan het internet doorontwikkeld. Verschillende programmeurs en bedrijven hebben een software ontwikkeld, waardoor Usenet toegankelijker en eenvoudiger werd. Anno nu is Usenet de tegenhanger van het internet en verbindt duizenden nieuwsservers.
Dankzij de doorontwikkeling is Usenet toegankelijk voor alle internetgebruikers. Zo is het vinden en downloaden van inhoud veel eenvoudiger gemaakt. Een belangrijke investering, waardoor de populariteit van Usenet enorm is toegenomen en nog steeds toeneemt. En ook Tom Truscott is nog dagelijks op Usenet te vinden, op zoek naar interessante onderwerpen en inhoud.
Usenet startte met communiceren via de telefoon. Het UUCP-protocol (Unix to Unix Copy) werd de standaard om gegevens uit te wisselen. Later, met de komst van het internet (WWW), werd Usenet ook via deze verbinding doorgegeven en het NNTP-protocol (Network News Transfer Protocol) ontstond. Sindsdien gebruikt Usenet vooral NNTP.